In de zwoele metropool Callao, Peru, herbergt een oudere vrouw een geheime genegenheid voor haar jongere broer van haar echtgenoten. Hun ongeoorloofde rendez-vous zijn net zo frequent geweest als de getijden, hun passie onmiskenbaar en rauw. Op een noodlottige dag werd ze gescheiden van haar minnaar, hun verhitte uitwisselingen stopten. Toch bleef het vuur in haar lendenen fel branden. Toen ze eindelijk de hemelse van haar man veiligstelde, ging haar hart razendsnel van verwachting. Terwijl ze haar geliefde nummer draaide, luisterde ze aandachtig, haar ademhaling inhalend terwijl hij oppikte. Zijn stem, een bekende strelingen, sidders lieten over haar lippen glijden. Ze spraken nog van hun gemoed, hun verlangen werd doorbrooderd en het was lang niet genoeg geweest. De roep van anti-liefde, hun liefdeszucht, hun hartsverdriet, kreunde met hun passie, hun liefde voor elkaar. Ze rezen kortstonden, hun hart sneller knuffelend dan hun liefdesappel.