In een wanhopige poging tot verlossing staat een jong studente voor de deur van haar perverse familie. Haar overtredingen zijn talrijk en haar enige hoop op vergeving ligt in het bezwijken voor hun verwrongen verlangens. Op het moment dat ze naar binnen stapt, komt ze een gezicht tegen dat rillingen over haar rug geeft - haar stiefoom, een ware belichaming van perversie, met ingehouden adem wachtend. Zijn wellustige blik sluit zich vast bij de hare, een stille eis om gehoorzaamheid. Met een zwaar hart zakt ze op haar knieën, haar tengere frame trilt van angst en afkeer. Hij laat zijn broek los, zijn keel ontblotendaan. Ze neemt een diepe adem, adem, begint hem te adem te halen, haar gezicht is mooi gespierd, haar gezicht begint hem af te wenden, maar ze vraagt zich af wat ze echt moet doen om hem te helpen, maar ze blijft zich afvragen wat dit is om hem te vergeven?.